Bijbelse feesten vieren

Bijbelse feesten vieren

In de Bijbel geeft God Zijn volk (Israël) herhaaldelijk de opdracht om specifieke feesten te vieren. Dit zijn vaste tijden om te gedenken en vooruit te zien. Feesten die iets onthullen over Gods plan met de wereld. Feesten die bijbelse principes op een bijzondere manier tastbaar maken, tot leven brengen.

In Leviticus stelt God zelf dat het Zijn feesten zijn, die precies op daarvoor gestelde tijden gevierd moesten worden als heilige samenkomsten. Het zijn dus Gods feesten. Deze feesten vormen een voorafschaduwing van de dingen die gingen komen. Het Hebreeuwse woord voor feest is ‘mo-ed’ en dit betekent dan ook ‘vastgestelde tijd of afspraak’. De feesten moeten ‘heilige samenkomsten’ zijn, in het Hebreeuws ‘Mikra Kodesj’ wat ‘heilige repetitie’ betekent. Wat aangeeft dat de feesten heilige draaiboeken zijn van specifieke toekomstige gebeurtenissen.

AGENDA FEESTEN

Zouden niet-Joden (Christenen) ook de Bijbelse feesten kunnen vieren?

De kerken wereldwijd vieren (over het algemeen) de Bijbelse feesten niet mee, maar hebben eigen feesten bedacht, vaak geënt op heidense gebruiken en feesten, zoals het kerstfeest. Met kerstmis wordt de geboorte van Christus gevierd en dit is een gekerstend feest dat zijn oorsprong vindt in het Germaanse feest van de zonnewende, de joelfeesten. De Bijbel geeft christenen echter niet de opdracht om de geboortedag van Jesjoea te vieren. Dat is dus een door mensen bedacht ‘feest’. In tegenstelling tot de moadiem, die Gods feesten worden genoemd.
De logische vervolgvraag is dan, zouden Christenen dan de Bijbelse feesten moeten vieren? Of zijn deze alleen bedoelt voor het Joodse volk m.b.t. het Oude Verbond? BethHaTikvah gelooft dat iedereen deze feesten mag meevieren, omdat;

  • Het ons richt op God’s planning;
  • De feesten zijn een voorafschaduwing van wat zou komen en is vervuld in Jesjoea;
  • Het richt ons op de Messias.

Welke Bijbelse feesten zijn er?

Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. 2 Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte hij van het werk dat hij gedaan had. 3 God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte hij van heel zijn scheppingswerk. Genesis 2:1-3

De Shabbat is de dag waarop wordt gerust. Net zoals God op de zevende dag uitrustte van zijn arbeid, zo rust ook de mens. Tegelijkertijd kijken ze verwachtingsvol uit naar de definitieve voltooiing van de schepping in het eeuwige Messiaanse vrederijk. De betekenis van de Shabbat zou je samen kunnen vatten met het Hebreeuwse woord ‘shalom’ wat staat voor volheid, vervulling, harmonie, vrede en rust.

De HEER zei tegen Mozes: 27 ‘Neem dit in acht: De tiende dag van de zevende maand is het Grote Verzoendag, een dag die jullie als heilige dag samen moeten vieren. Jullie moeten die dag in onthouding doorbrengen en de HEER een offergave aanbieden. 28 Je mag dan geen enkele bezigheid verrichten, want het is Grote Verzoendag, waarop voor jullie ten overstaan van de HEER, jullie God, de verzoeningsrite zal worden voltrokken.’ Leviticus 23:27,28

Yom Kippoer ook wel Grote Verzoendag genoemd is de belangrijkste dag van het joodse jaar. Op 10 Tisjri (september/oktober) wordt het gevierd. Op deze dag offerde de hogepriester twee bokken (ten tijde van de Tempeldiensten). De eerste werd geslacht en verbrand als offer voor de zonden van het volk. De hoge priester sprenkelde het bloed van deze bok op het verzoendeksel van de ark in het Heilige der Heiligen. Op deze allerheiligste plaats mocht alleen hij éénmaal per jaar voor deze gelegenheid komen. De tweede bok was de zondebok. Door schuld te belijden, legde de hogepriester de zonde van zichzelf en het volk op de bok, die vervolgens de woestijn in werd gestuurd.

Neem dit in acht: Op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer je de oogst van het land hebt gehaald, begint het feest van de HEER, dat zeven dagen duurt. De eerste dag en de achtste dag moeten voor jullie rustdagen zijn. 40 De eerste dag moeten jullie mooie vruchten plukken en takken afsnijden van dadelpalmen, loofbomen en beekwilgen. Zeven dagen lang moeten jullie feestvieren ten overstaan van de HEER, jullie God. 41 Elk jaar moet dit feest ter ere van de HEER zeven dagen lang gevierd worden. Dit voorschrift geldt voor altijd, generatie na generatie. Vier dit feest in de zevende maand. 42 Zeven dagen lang moeten jullie in hutten wonen, elke geboren Israëliet moet in een loofhut wonen, 43 om jullie kinderen eraan te herinneren dat ik de Israëlieten in hutten liet wonen toen ik hen uit Egypte wegleidde. Leviticus 23:39-43

Soekot, Loofhuttenfeest, begint op 15 Tisjri (september/oktober). Gedurende zeven dagen verblijven de joden zoveel mogelijk in zelfgebouwde hutten van palmbladeren. De hutten worden versierd met vruchten en groenten. Daarnaast maken ze een feestbundel (loelav) van een dadelpalmtak, een mirretak, een wilgentakje en een citrusvrucht. De loelav wordt tijdens de dienst in de synagoge rondgedragen. Met het Loofhuttenfeest herdenken de joden hoe zij tijdens hun zwerftocht door de woestijn veertig jaar in tenten woonden. En tegelijkertijd realiseren zij zich dat ze nog steeds onderweg zijn. De hutten doen hen hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid van God beseffen. Volgens de traditie mag het dak van de loofhut niet geheel dichtgemaakt worden. Je moet er de sterren doorheen kunnen zien. Dit symboliseert een open verbinding met de hemel.

In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een rustdag hebben, aangekondigd door bazuiengeschal, een heilige samenkomst. – Lev. 23:23-24.

Rosh Hasjana valt op 1 en 2 Tisjri (september/oktober), de zevende maand van het jaar. Het geldt als het joodse Nieuwjaar en is een voorbereiding op Yom Kippoer, Grote Verzoendag. Rosj Hasjana wordt ook wel ‘Dag van Oordeel’ genoemd.

Gedurende de maand voorafgaand aan Rosj Hasjana bezinnen de joden zich op hun relatie met hun naasten. Ze vragen elkaar vergeving voor wat verkeerd ging en sturen kaarten rond met goede wensen. Iedere dag wordt er op de bazuin geblazen om te herinneren aan de komende periode van heiliging. Op de avond voor het feest ontsteekt de vrouw van het huis, net als op de sabbat, twee kaarsen.

Vier het Wekenfeest wanneer je de eerste opbrengst van de tarweoogst binnenhaalt, en het Inzamelingsfeest wanneer het jaar ten einde loopt. Exodus 34:24

Vanaf die dag na de sabbat, vanaf de dag dat de schoof omhooggeheven is, moeten zeven volle weken worden afgeteld, 16 tot de dag na de zevende sabbat. Vijftig dagen moeten jullie aftellen, en dan moeten jullie de HEER een graanoffer aanbieden uit de nieuwe tarweoogst. Leviticus 23:15,16

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. Handelingen 2:1-4

Het Wekenfeest valt op 6 en 7 Sivan (mei/juni), vijftig dagen na Pesach. Tijdens dit feest worden de synagogen en huizen traditiegetrouw versierd met bloemen. De joden lezen uit het Bijbelboek Ruth en besteden veel tijd aan het bestuderen van de Thora en de tien geboden. Thuis eten en drinken ze vooral zuivelproducten, zoals melk, kaas en eieren.

Tijdens het pinksterfeest begonnen de discipelen plotseling in vele vreemde talen te spreken. Hiermee werd duidelijk dat het evangelie niet alleen voorbehouden was aan de joden. Net zoals de Moabitische vrouw Ruth toetrad tot het volk van God, zo ook zouden de heidenen deel krijgen aan Gods beloften.

Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat ik jullie zal geven en je daar de oogst binnenhaalt, moeten jullie de eerste schoof van je gersteoogst naar de priester brengen. 11 De priester moet de schoof ten overstaan van de HEER omhoogheffen opdat die als offer zal worden aanvaard. De priester moet de schoof omhoogheffen op de dag na de sabbat. Leviticus 23:10,11

Het Eerstelingfeest is een oogstfeest, waarmee de Israëlieten hun dankbaarheid toonden aan God en tegenover de wereld getuigden van zijn voorzienigheid. Het feest laat God zien als de belangrijkste bron van leven, vruchtbaarheid en groei.

De opstanding van Jesjoea vond hoogstwaarschijnlijk plaats op het Eerstelingfeest. In het Vernieuwde Verbond wordt de opgestane Christus dan ook gezien als ‘eersteling van hen, die ontslapen zijn’ (I Kor. 15:20 NBG51). Jesjoea zelf maakt ook een toespeling op dit feest. In Johannes 12:24 vergelijkt hij zichzelf met een graankorrel die moet sterven om vrucht te kunnen dragen. In het licht van het Vernieuwde Verbond is het Eerstelingfeest dus eigenlijk ook het opstandingsfeest.

Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, en verwijder meteen op de eerste dag alle zuurdesem uit jullie huizen; Exodus 12:15

Matzot betekent ‘Het feest der ongezuurde broden’. Op de dag voor het feest, de veertiende Nisan (maart/april), wordt het hele huis schoongemaakt. Alles wat zuurdesem bevat wordt verbrand. Gedurende de zeven dagen die volgen is het niet toegestaan iets te eten of drinken wat zuurdesem bevat of hiermee in aanraking is gekomen. In plaats van gedesemd brood eten de joden die week matzes, platte, niet gerezen broden.

Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. 4 Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. 5 Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. 6 Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. 7 Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. 8 Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden. 9 Het dier mag niet halfgaar of gekookt worden gegeten, maar uitsluitend geroosterd, en in zijn geheel: met kop, poten en ingewanden. 10 Zorg dat er de volgende morgen niets meer van over is. Mocht er toch iets overblijven, dan moet je dat verbranden. 11 Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. 12 Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER. 13 Maar jullie zal ik voorbijgaan: aan het bloed zal ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee ik Egypte straf, jullie niet treffen. Exodus 12:3-13

Het lijdensverhaal van Jesjoea kent tal van opmerkelijke parallellen met Pesach. Zo wordt Hij in het Vernieuwde Verbond vergeleken met het pesachlam dat geslacht werd om redding en verlossing te brengen (1 Pet. 1:18,19).

Pesach, het joodse Paasfeest, valt samen met Matzot, ‘Het feest der ongezuurde broden’. Het feest begint op de avond van de vijftiende Nisan (maart/april) met het seidermaal. Gedurende deze feestelijke maaltijd leest men de hagada, het verhaal van de uittocht uit Egypte en de bevrijding van slavernij.

De avond begint ieder jaar met een vraag van de jongste aanwezige: ‘Waarom is deze avond anders dan de andere avonden?’ Hierna volgt een lange, vrolijke avond vol verhalen, liederen en symboliek. Het feest wordt thuis gevierd met familie en vrienden – één stoel blijft gedurende de hele avond leeg. Pesach betekent voorbijgaan. Het herinnert aan de engel des doods die in de nacht van de uittocht alle eerstgeborenen van het land Egypte trof. Alleen de huizen waarvan de deurposten waren bestreken met het bloed van het pesachlam, werden gespaard. Toen de Farao werd geconfronteerd met zo veel dood en verderf, liet hij het volk Israël gaan. Pesach is dus een feest van redding en bevrijding.

AGENDA FEESTEN

Feesten die voor eeuwig gelden?

Het Loofhuttenfeest verwijst naar de tijd na de wederkomst van Jesjoea naar deze aarde. Heel nadrukkelijk vermeldt Zacharia 14 dat dan ook de heidenvolken jaarlijks op zullen trekken naar Jeruzalem om er het Loofhuttenfeest te vieren. Wel drie keer wordt in de laatste verzen van dit hoofdstuk het Loofhuttenfeest genoemd. Leest u maar:

16 Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.
17 Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen.
18 Als het geslacht van de Egyptenaren, waarop geen regen is gevallen, niet zal opgaan en komen, dan zal de plaag komen waarmee de HEERE de heidenvolken zal treffen die niet zullen optrekken om het Loofhuttenfeest te vieren.
19 Dit zal de straf zijn voor de zonde van Egypte en de straf voor de zonde van alle heidenvolken die niet zullen opgaan om het Loofhuttenfeest te vieren.

Wonderlijk, vindt u niet, dat na de wederkomst, wanneer de HEERE Koning zal zijn over heel de aarde (Zacharia 14:9), allen van de heidenvolken die overgebleven zijn van de strijd om Jeruzalem – waarover het gaat in Zacharia 14 – jaarlijks zullen optrekken naar Jeruzalem om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, om er het Loofhuttenfeest te vieren.

Op de volken die niet op zullen trekken om het Loofhuttenfeest te vieren, zal geen regen vallen. Het Loofhuttenfeest is dan met name bedoeld om zich voor de HEERE neer te buigen en Hem lof en eer te brengen.